-
1 chief
adj. hoofd-, voornaamste--------n. hoofd, leiderchief1[ tsjie:f] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 leider ⇒ aanvoerder, opperhoofd♦voorbeelden:————————chief21 belangrijkst ⇒ voornaamst, hoofd-♦voorbeelden:chief engineer • eerste machinistchief superintendant (of police) • hoofdcommissaris van politie -
2 chief inspector
hoofdinspecteur (een rang bij de politie staat gelijk aan kapitein)
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Нидерландский